genografie.nl logo

ONZE
VERRE VOOROUDERS

Neanderthals

*

Home Facebook DNA testen DNA firma's DNA Stambomen DNA Websites Verre Voorouders NPE

*

De vroege menselijke evolutie

De drijfkrachten achter de menselijke ontwikkeling naar lichaam en geest worden besproken.

Oost Afrikaanse kustbossen

Oost Afrikaanse kustbossen

Een nieuw, maar zeer helder, idee is de hypothese van het kustrefugium, dat dit jaar gepubliceerd is door Josephine Joordens c.s. Deze groep ziet de kuststeek van Oost-Afrika aan de Indische Oceaan als het kerngebied voor de vroege menselijke evolutie. Deze regio met kustbossen was een refugium voor de vroege mensachtigen in perioden waarin in Afrika grote klimaatwisselingen en sterke seizoens­invloeden plaats hadden vanaf 4.5 millioen jaar geleden.

Dit was een gebied met mangrovebossen afgewisseld door laagland met regenwoud, moeras- en struikgewasbossen en riviergalerijwouden. Er waren veel natte gebieden, ondiepe kreken met zeegrasvelden en seizoensgebonden zoetwater­vijvers met waterlelies en andere waterplanten.

Er zijn veel kalkrijke heuvels met grotten en bossen tot aan de kust. De kuststreek heeft sinds het late Mioceen een grote klimaatstabiliteit gehad. Het was er warm en vochtig waardoor een begroeid en waterrijk refugium geboden werd, rijk aan dierlijk en plantaardig leven, dat aangepast was aan het permanent aanwezig zijn van water.

Uit fossielen afkomstig uit deze gehele periode van waterafhankelijke dieren zoals nijlpaarden kan afgeleid worden dat deze voor hun gunstige omstandigheden ook voor de mensachtigen bestaan hebben.

Vanuit dit toevluchtsoord konden de eerste mensachtigen zich landinwaarts verspreiden naar de Grote Afrikaanse Slenk, de Rift vallei, in perioden waarin het klimaat doorgangen mogelijk maakte vanuit deze kustenclave landinwaarts. Vanaf 4,5 millioen jaar terug deden deze perioden zich om de 300.000 jaar voor, maar duurden ieder niet langer dan enige tienduizenden jaren. Na afloop van zo'n verspreidingsperiode kwijnden de inwaards getrokkenen dan weer weg.

Het Afar Basin in Ethiopië achten zij een tweede kleiner kerngebied, dit was vaak verbonden met het eerste. Andere gebieden in het binnenland waren min of meer marginaal bewoonbaar voor vroege hominiden.

Vanaf 3 Millioen jaar geleden hadden de IJstijden op het noordelijk halfrond een sterke invloed op de grootte van het kustrefugium. Dit leidde tot fragmentatie van de habitat, en isolatie van hominidenpopulaties, wat mogelijk de cladogenetische evolutie nog bevorderde.

De grote uitdaging van het kustrefugium model is dat er tot nu toe nog geen menselijke fossielen in deze regio gevonden zijn. Oorzaak hiervan is dat de fossielen die we hebben vooral komen uit de Grote Slenk en de Zuid-Afrikaanse grotten, waar de voorwaarden voor fossilisatie gunstig waren en de zoektochten van de paleoantropologen het grootst. In een moerassige streek zijn de omstandigheden daarvoor te ongunstig. (1a)

Tot nu toe wordt algemeen aangenomen dat het ontstaan van de tweevoetige hominidae het gevolg is van de evolutie in de relatief droge open savannen van de Afrikaanse Rift Vallei, waar tot op heden de menselijke fossielen meestal worden gevonden

Recente moleculaire fylogenetische studies hebben inderdaad bevestigd dat Pan en Homo voor het laatst een gemeenschappelijke voorouder deelden rond 7 to 5 Millioen jaar geleden. (1b) en dat de twee vervolgens splitsten. Het huidige inzicht is echter dat vroege mensachtigen vooral bossen en bosachtige gebieden bewoonden en niet in open grasland of savannen. (1c)

Naked ape, Desmond Morris

Naked ape, Desmond Morris.

Doordat de grote mensapen door de kleinere apen nagenoeg geheel uit de bossen werden gedrongen gingen ze over tot lopend foerageren op de bosbodem en tenslotte ook tot lopen op twee benen. (1d)

Visvangst en het verzamelen van schelpdieren en zeevruchten in dit zeeklimaat met relatief hoge temperraturen en kleine schommelingen in de dag- en nachttemperatuur, hebben volgens een aantal wetenschappers geleid tot het verdwijnen van de vacht bij onze voorvaderen. (1e)

Genetische drift en selectie zullen deze evolutie in de kustboszone hebben versneld.

*

Paleolithicum of Oude Steentijd

Mensachtigen ontwikkelden zich uit hun prehumane voorouders in Afrika vanaf ongeveer 2 millioen jaar geleden.

De Homo ergaster is bekend uit het Vroeg Pleistoceen tussen 1,9 tot 1,4 miljoen jaar geleden van onder andere Koobi Fora (Kenia, Oost-Afrika) en Swartkrans (Zuid-Afrika). Homo ergaster had waarschijnlijk een lichaamslengte van 1,80 m. Het lichaamsgewicht lag tussen 50 en 68 kg, terwijl het hersenvolume lag tussen 600 en 910 kubieke cm. Homo ergaster was de eerste hominide met dezelfde lichaamsbouw als die van de moderne mens

De Homo Erectus wordt beschouwt als de eerste mensensoort die Afrika heeft verlaten. Er zijn aanwijzingen dat de Homo erectus reeds 1,8 miljoen jaar geleden in China en op Java aanwezig was. Hij is door de Nederlandse paleontoloog Eugène Dubois op Java ontdekt, en wordt ook wel de Javamens genoemd. Hij mat 1,80 meter en had een hersenvolume van 850 tot 1100 cc.

Hun resten worden over geheel Eurazië gevonden en Noord Afrika gevonden. In Europa verschenen ze anderhalf millioen jaar geleden. Hun Werktuigresten zijn verspreid over Europa en Azië gevonden waaronder in Pirro in Zuid Italië, in de Kaukasus en in Zuid China. Menselijke resten vinden we in Afrika. (1)

De Homo Heidelbergensis heeft al een zeer modern voorkomen. Hij wordt zijn eerste vindplaats in Duitsland genoemd. Zij leefden in Afrika, Europa en West-Azië van 700.000 tot 200.000 jaar geleden. Zij zijn mogelijke directe voorouders van de Europese Neanderthalers en de Aziatische Denisovans.

Afrika

Homo heidelbergensis met vuistbijlen (2)

*

Neanderthalers
Reconstructions of Neanderthals are seen at a museum in Mettmann, Germany

Reconstructie van Neanderthaler man en een Homo Sapiens vrouw
Museum in Mettmann, Duitsland.

.

Deze eerste hominiden werden opgevolgd meer geëvolueerde Neanderthalers . Tussen 800,00 - 400.000 jaar geleden heeft de splitsing tussen de Homo Sapiens en Neanderthalers in Afrika plaatsgevonden. De oudste datum is bepaald aan de hand van anatomische verschillene, de jongste op genetische. (3a, 3b)

De oudste fossielen van de Neanderthalers zijn gevonden in de Sima de los Huesos-grot in de Sierra de Atapuerca in Spanje. Ze worden gedateerd op 300.000 tot 500.000 jaar oud. (3)

De eerste Neanderthaler resten zijn ontdekt in België in Engis, een voorstad van Luik, in 1829. Daarna volgden meer vindplaatsen in België, in Sclayn, Spy-sur-l'Orneau, Trooz, La Naulette en Veldwezelt. Neanderthalers zijn vernoemd naar het Neanderthal het dal van de rivier de Neander, de streek in Duitsland waar skeletresten in het jaar 1856 zijn gevonden en op de bekende duitse degelijke wijze voor het eerst zijn beschreven.

schedels noderne mens en Neanderthaler

Schedel van een moderne mens en van een Neanderthaler, Museum of Natural History in Cleveland.
Bij de Neanderthaler bracht ik de bimaxillaire prognathie aan.
Wanneer de muis op het plaatje is ziet U de oorspronkelijke afbeelding. (4)

Archeologische resten van Neanderthalers betreffen botten en stenen werktuigen. Ze zijn verspreid over Europa en Azië tot in China, en ook in Israël zijn zij gevonden. Zij dateren van 120.000 tot 150.000 jaar terug, in het zuiden van China zijn ze ongeveer 130.000 jaar oud, zoals ook de vermoedelijke halsketting van arendklauwen die toebehoorde aan een Neanderthaler van 130,000 jaargeleden in het huidige Croatië leefde.

Homo arch

Vindplaatsen van menselijke resten waarvan het genoom kon worden bepaald.

De mtDNA sequenties van de Neanderthalers vallen volledig buiten de hedendaagse menselijke variaties. Het zelfde geldt voor het Y-DNA waarvan de ouderdom van de eerste gemeenschappelijke voorvader overigens jonger lijkt als gevolg van de afgenomen diversiteit die ontstaat door de regelmatig optredende wisseling van de bevolkingsgrootte. Bij krimp verdwijnen zijlinies; bij groei wordt de bevolking aangevuld door bestaande lijnen.

Neanderthalers hadden maar 4 copieën van het α-amylase-gen AMY1 in hun speeksel, terwijl de moderne mens daar gemiddeld 15 van heeft. Dat wisselt overigens per bevolkingsgroep, de Laplanders hebben er nog steeds 4, maar in landbouwgebieden tot 18. Neanderthalers verteerden daarom wortels en knollen slecht, ze kregen er buikkrampen van en diarree. Hun voedsel bestond hoofdzakelijk uit vlees van grote dieren, vissen en fruit. Zij waren niet vaardig genoeg om kleine snelle dieren te vangen.

Gehoorbeentje van een jong Neanderthaler meisje

Een goed geconserveerd schedelbot, het slaapbeen (os temporale) met gehoorbeenketen en zelfs een complete stijgbeugel (stapes). Met een virtuele 3D reconstructietechniek werd dit gehoorbeentje als het ware geëxtraheerd uit het skelet van een tweejarig Neanderthaler kind, waarvan het skelet omstreeks 1972 gevonden is en La Ferrassie 8 is genoemd.

temporal bone and an auditory ossicle

Collection du Muséum National d'Histoire Naturelle à Paris.

*

Het Uitsterven van de Neanderthalers

Wanneer de Neanderthalers uitgestorven zijn is niet geheel duidelijk. Spanje is waarschijnlijk een van de laatste toevluchtsoorden geweest. De laatste vondsten daar dateren van rond 42.000 jaar geleden. Er was toen een zeer droge periode die geologisch aangeduid wordt als de Heinrich 5 event.

In de toen ontstane survival of the fittest in deze voedselarme periode kon de Homo Sapiens zich onder meer beter handhaven op een dieet van wortelen en knollen waarvoor zij betere veteringsmogelijkheden hadden dan de Neanderthalers. (5).

Zo'n 39.000 jaar geleden liet een supervulkaan in de buurt van het huidige Napels naar schatting driehonderd kubieke kilometer as in heel Europa vallen, waardoor de archeologische lagen die eraan voorafgingen, gescheiden werden van degenen die er na kwamen. Bijna geen Neanderthaler overblijfselen of gereedschappen zijn erboven gevonden. (6).

*

De Denisovans

In de Denisovan grot in het Altai gebergte van Zuid Siberië is een vingerbotje aangetroffen waarvan de leeftijd tussen de 30.000 en 48.000 jaar geschat wordt. Hun botten waren ongeveer dubbel zo zwaar als die van de huidige mens. Het mitochondriale genoom kon goed worden bepaald. Zij zijn een zustergroep van de Neanderthalers. Driekwart milioen jaar geleden gingen zij uit elkaar. Denisovans hebben ook nogal wat genen van een nog oudere onbekende mensachtige.

DNA-fragmenten die zijn overgeleverd van deze oude hominiden aan moderne mensen die op het eiland Zuidoost-Azië en Nieuw-Guinea wonen, suggereren nu dat de voorouders van de Papoea's twee onderscheiden Denisovan-afstammingslijnen omvat, die al honderdduizenden jaren van elkaar waren gescheiden. (6a).

*

`
Genen-uitwisseling

Hoewel de splitsing tussen de moderne mens (Homo Sapiens) en de Neanderthaler, gebaseerd op de mt-DNA verschillen 400.000 jaar geleden, dus nog in Afrika, plaatsvond, zijn er na de uittocht van de mens uit Afrika, waarschijnlijk in het Nabije Oosten, twee maal vruchtbare onderlinge sexuele contacten geweest. Voor de eerste maal bij de eerste golf moderne mensen rond 80,000 jaar geleden, de tweede maal tussen ongeveer 45,000 en 40.000 jaar geleden met de tweede grote groep. (7) Deze genenuitwisseling droeg tot 2% bij aan het genetisch materiaal van de Europese mens. (8)

Het krijgen van kinderen bij Neanderthalers hielp de moderne mens om zich aan nieuwe omgevingen aan te passen, net zoals dat het geval was met Denisovans. Versies van keratine genen afkomstig van Neanderthalers bleven door natuurlijke selectie in de moderne mens bewaard. Waarschijnlijk omdat keratine een essentieel onderdeel is voor een behaarde huid als bescherming tegen het koude klimaat van Noord Eaurazië. De Neanderthalers waren hieraan al aangepast. (9)

Er was ook een genenstroom van Denisovans naar de voorouders van de hedendaagse autochtone bevolking New Guinea, Australië, en de Philippijnen. De hoogste concentraties van Denisovan genen worden aangetroffen bij de bewoners van de eilanden in de Grote Oceaan. (10)

*

Homo Sapiens

De Verspreiding over De Wereld

In juni 2017 is een vondst vermeld van recent gevonden menselijke fossielen te Jebel Irhoud in Marokko. Deze wordt gedateerd op 315 ±34.000 jaar geleden.

De oudste Homo sapiens fossielen worden tot nu toe toegewezen aan Omo Kibish in Ethiopië, ongeveer 195.000 jaar oud, en Herto, ook in Ethiopië, ongeveer 160.000 jaar. Van omstreeks 150.000 jaar geleden dateren de vondsten uit Israël van de Skhul/Qafzeh-hominiden.

Bijzonder Interessant is dat de in Ethopië gevondenen bepaalde anatomische kenmerken vertonen die afwijkender zijn dan die van de vondst in Jebel Irhoud. Deze bevindingen suggereren dat de Irhoud mens stamt uit een kruising van Homo sapiens en een onbekende archaïsche Afrikaanse soort. (21)

Homoïden blijken in deze vroege perioden vaker naar Eurazië te zijn gegaan. Er zijn twee gefossiliseerde menselijke crania (Apidima 1 en Apidima 2) in de Apidima grot in Zuid-Griekenland gevonden. Apidima 2 dateert van meer dan 170 duizend jaar geleden en heeft een Neanderthaler-achtige uiterlijk, maar Apidima 1 die een mengeling vertoont van moderne menselijke en primitieve kenmerken en dateert van meer dan 210 duizend jaar geleden.

Deze vondsten suggereren dat er twee laat Midden Pleistocene menselijke groepen op deze site aanwezig waren, een vroege Homo sapiens populatie, gevolgd door een Neanderthaler populatie. Deze bevindingen ondersteunen meerdere verstpreidingen van vroegmoderne mensen uit Afrika en tonen de complexe demografische processen die de Pleistocene menselijke evolutie en moderne menselijke aanwezigheid in Zuidoost-Europa kenmerkten. (21a)

Een aantal verliet Afrika tussen 90.000 en 120.000 jaar geleden en ging naar het Arabische schiereiland. Vandaar ging een deel weer verder naar Iran, India, Oost Azië en China. In de recent uitgegraven Fuyan grot in Zuid China zijn tientallen tanden van de moderne mens gevonden die door de omgevende aardlagen gedateerd konden worden tussen de 80.000 en 120.000 jaar geleden. Een deel bereikte later Indonesië en ging verder naar Australië. Velen behielden grotendeels hun zwarte huid. (22)

De groep waaruit de tegenwoordige wereldbevolking onstond had na hun aankomst uit Afrika in het Midden Oosten gedurende enige tijd ongeveer tussen 59.000 tot 44.000 jaar geleden vruchtbare contacten met Neanderthalers en Denisovans. Hieruit zijn vruchtbare nakomelingen voortgekomen. Maar alleen wanner de vrouw een Neanderthaler of Denisovan was, dus niet van een mannen. Zij hebben in betrekkelijk korte tijd tegen ons het onderspit gedolven. (23)

De tweede golf Moderne mensen die rond 50.000 jaar geleden vanuit Afrika het Nabije Oosten binnen trok had had eveneens vruchtbare contacten met de daar levende Neanderthalers. Uit hen ontstonden meerdere zeer uit elkaar groeiende lijnen. Ze worden in de Engelse litteratuur The Basal Eurasians genoemd. Een groep ging in een relatief aangename periode gedurende de IJstijden (Interglaciaal) naar Noord Eurazië. Een tweede trok Oost Azië in en sommige bleven op het Arabisch schiereiland. (24)

Map of sites with ages and postulated early and later pathways associated with modern humans dispersing across Asia during the Late Pleistocene

Kaart van locaties met dateringen en de veronderstelde vroege en latere trekroutes van de huidige mens door Eurazië tijdens het late pleistoceen.
Ook worden de waarschijnlijke gebieden met de genetische vermenging getoond. (ka = duizend jaar)

Map of sites with ages and postulated early and later pathways associated with modern humans dispersing across Asia during the Late Pleistocene

Kaart van locaties en veronderstelde migratieroutes van de moderne mens verspreid over Azië tijdens het late pleistoceen. Archaïsche menselijke verdelingen worden ook getoond.
(A) Initiële dispersie (s) van Homo sapiens, op basis van sites ouder dan 60 ka. (B) Daaropvolgende migratiepaden van H. sapiens, gebaseerd op bewijs van de belangrijkste plaatsen gedateerd tussen 60 en 30 ka. Gele strepen en doorschijnend oranje vertegenwoordigen voorlopige reeksen voor respectievelijk Neanderthalers en vroege Homo sapiens. (25)

*

De oorsprong van de hedendaagse Europeanen
De eerste Moderne Mensen

De eerste nederzettingen van de moderne mens als Jager-Verzamelaars in Europa zijn gevonden in Willendorf in Oostenrijk. Het zijn de eerste vormen van een nieuwe steenbewerking die duidelijk afwijkt van die van de Neanderthalers. Het is de start van het het laat Paleolithicum, de laatste periode van de oude Steentijd. Hij wordt gedateerd op 43.500 jaar geleden. Het klimaat was in die tijd matig koud en het landschap steppeachtig. Deze tijd overlapt die van met radioactieve koolstof gedateerde Neanderthaler verblijfplaatsen en suggereert dat de Neanderthalers en de moderne mens Europa een aantal millennia samen hebben bevolkt. (26)

De kennis over de herkomst van de huidige bewoners van Europa en de geschiedenis van hun voorgangers wordt door de vele nieuwe DNA onderzoeks­technieken voortdurend vergroot. Een van de oudste fossielen van de anatomisch moderne mens van Europa is een modern menselijk fossielen dijbeen dat in 2008 werd gevonden aan de oevers van de rivier de Irtysh bij Ust'-Ishim in West-Siberië, gedateerd op ongeveer 45.000 jaar oud. Zijn Y-DNA Haplogroep is K en zijn mt-DNA R*. 27)

Een skelet is gevonden aan de Midden-Don in Rusland. Dit skelet dateert van 37.000 jaar geleden. Het wordt Kostenki 14 genoemd. Zijn Y haplogroup is C1b1-K281* en de mt-DNA haplogroup is U2*. Subgroepen hiervan worden nu gezien het Midden Oosten, in Centraal-, Zuid- en Zuid-Oost Azië en in Noord China. 27a)

Hij behoort tot de Basal Eurasian Population waaruit zowel huidige Europeanen als ook Noord-Aziaten stammen. Het bevat meer Neanderthaler-DNA, en dit ook in langere stukken, dan de huidige Europeanen. Dit past bij de kortere tijdsduur tot de laatste onderlinge paringen.

Zijn genoom toont aan dat het tijdstip van de splitsing van de westerse Euraziaten en de Oost Aziaten meer dan 36.200 jaar geleden moet hebben plaats gevonden; en het laat zien dat de huidige Europese genomische structuur dateert uit het paleolithicum en stamt uit een metapopulatie die zich uitstrekte van Europa tot in Centraal-Azië. (28)

De huidskleur verandert naar een lichtere variant door genen afkomstig van de Neanderthalers en door natuurlijke selectie omdat verminderde pigmentatie de aanmaak van vitamine D en daardoor de levenskansen in het donkere Noorden bevordert. De uiteindelijke witte Europese tint zal eerst in het Neolithicum na de komst van de Anatolische agrariers ontstaan. (29)

In Roemenië is een vondst uit de Petera Cu Oase, van rond 39,000 jaar geleden met Y-DNA haplogroep F en mt-DNA haplogroep N. Bij hem werd een hoog percentage Neanderthaal genoom gevonden. (30)

Zo'n 39.000 jaar geleden stootte een gigantische vulkaanuitbarsting bij het huidige Napels naar schatting driehonderd kubieke kilometer as uit over heel Europa. Hierdoor is er en duidelijke archeologische scheiding van voor en na de uitbarsting. Bijna geen Neanderthaler overblijfselen of gereedschappen zijn er nog boven gevonden. Ook de meeste Moderne Menselijke archeologische culturen die onder de aslaag gevonden zijn ontbreken erboven. De eerste moderne menselijke pioniers zijn grotendeels op even dramatische wijze als hun Neanderthaler-tijdgenoten ten onder gegaan. (41).

De Aurignacien cultuur

In Europa verschijnt dan een nieuwe cultuur het Aurignacien genoemd. De naam is afgeleid van de franse gemeente Aurignac in het departement Haute-Garonne, de archeologische vindplaats van deze cultuur uit het laat-paleolithicum.

Deze nieuwe bevolking heeft de vrijgekomen ruimte ingevuld die door de grote hierboven beschreven ramp was gecreëerd. Bewerkt materiaal is gevonden in geheel Europa, waaronder veel in België in the Trou du Renard (Furfooz, Namur). Een goed gedateerde en onderzochte vondst komt uit Goyet in België van rond 33,000 jaar geleden, hij had de Y haplogroep C1a2-Z38842 en mt-DNA hgr M, (42)

Drie anatomische moderne mensen van de Pesteracu Oase grot in Roemenië, rond 37.000 Y haplogroep F. (43)

Vier personen uit Sungir in Rusland allen met C1a2, en vijf individuen uit de Mladec grot in Tsjechië die ongeveer 28.000 jaar oud zijn met I-J-K. (43a)

Het volk met deze cultuur verwerkte bot en hertshoorn. Hun produkten behoren tot de oudste Europese grotkunst. In de grotten van Aldène en Chauvet vinden we veel tekeningen van dieren.

Aurignacian culture map, picture from Wikipedia

*

Venus-of-Schelklingen oder Hohle Fels, picture from Wikipedia

De Venus van Hohlefels, mammoetivoor, gevonden in 2008 in de buurt van Schelklingen, Baden-Württemberg, Duitsland. Het is gedateerd tussen 35.000 en 40.000 jaar geleden.

In de Zwabische Alpen zijn in een aantal grotten veel door mensen bewerkte mammoet­slagtanden gevonden. Deze dateren uit de late steentijd.

Hieronder de man met het leeuwenhoofd van Hohlenstein-Stadel, gedateerd op 40.000 jaar oud, en een ivoren fluit, gevonden te Geißenklösterle, die ongeveer 42.000 jaar oud is.

De "Leeuw Man is het oudst bekende door mensen gemaakte dierenbeeldje in de wereld. (44)

Lion_man_photo-Aurignacien, picture from Wikipedia
Het Gravettien

Het Gravettien is de opvolger van het Aurignacien. Het is genoemd naar de vindplaats La Gravette bij Bayac in de Franse Dordogne en dateert van tussen 33.000 en 22.000 jaar geleden.

Reich c.s. ëxtraheerden DNA van personen uit het Gravettien uit huidig België, Italië, Frankrijk en Tsjechië. Ze waren allen ondanks de grote geografische verspreiding onderling sterk genetisch verwant. Analyse wees uit dat de meesten uit dezelfde subgroep van Europese Jager-verzamelaars stamden als de groepen van voor de grote Vulcaanuitbarsting. en dat zij toen zij zich naar het Westen verspreidden de groep die met de Aurignian werktuigen wordt geassocieerd hebben verdrongen. (45)

Het kenmerkende stenen werktuig van de industrie is een kleine puntige kling met een stompe maar rechte achterkant, die bekendstaat als de Gravettespits. De belangrijkste vindplaatsen zijn in Centraal-Europa, Dolní Vestonice en Willendorf.

Hun werktuigen waren inmiddeld veel meer verfijnd xoals de vrouwelijke beeldjes en ook de muziekinstrumenten en hun oogverblindende grotkunst. Ze waren veel bewuster met het begraven van hun doden en als gevolg daarvan hebben we veel meer skeletten uit deze periode dan we doen vanuit de Aurignaciaanse periode.

Tot de artistieke uitingen behoren de vaak verfijnde "Venusbeeldjes" van steen, been of klei. De vindplaatsen zijn verspreid over Spanje, Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk, Tsjechië en Slowakije. Bij Dolní Vestonice werden de Venusbeeldjes niet alleen geboetseerd maar ook in een vuur gehard. Daar is een zorgvuldig ingericht graf gevonden, waarin een vrouw van rond de veertig jaar lag opgebaard, versierd met rode oker. Haar schouderbladen waren overdekt met schouderbladbeenderen van een mammoet en er lag gereedschap bij haar. Mogelijk was het een sjamaan.

Photo: Jean-Gilles Berizzi. Upload : Elapied (Diskussion · Beiträge), Gemeinfrei, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=2252370

Venus van Brassempouy
Photo: Jean-Gilles Berizzi, Wikimedia.

In West- en Midden-Europa werd het Gravettien opgevolgd door het Solutréen en het Magdalénien.

Hoofd van een paard, Magdalénien, Wikimedia
Het Magdalénien

Het Magdalénien is een van de latere culturen van het laat-paleolithicum in West-Europa. Het is genoemd naar de vindplaats La Madeleine in de Dordogne. Deze periode telt veel vindplaatsen en bewijzen voor de jacht op edelherten, paarden en andere grote zoogdieren die aan het einde van de ijstijd in Europa voorkwamen. De cultuur was geografisch gezien wijdverbreid. Er zijn vindplaatsen van Portugal tot ver in Rusland.

Hoofd van een paard, Magdalénien.

Deze cultuur werd aangekondigd door een skelet gevonden in het huidige Spanje van ongeveer negentien duizend jaar geleden. In de daaropvolgende vijfduizend jaar migreerden ze naar het noordoosten, op jacht naar de zich terugtrekkende ijslagen in het huidige Frankrijk en Duitsland.. De cultuur bestreek de periode van ca. 19.000 tot 10.000 jaar geleden en eindigde met het einde van de ijstijd. Ze wordt gekenmerkt door kling-industrieën.

Het grootste deel van de voorouders van de individuen die geassocieerd zijn met het Magdalien kwam van de lijn die vertegenwoordigd wordt door de vijfendertig duizend jaar oude persoon uit België die wordt geassocieerd met het Aurignacien, die hier later werd opgevolgd door mensen die Gravettien achtige gereedschappen maakten. Hun DNA was vergelijkbaar met anderen in Europa met een cultuur afkomstig uit het Nabije Oosten.

The Aurignacien lijn was dus niet uitgestorven maar, had zich in een refugium gehandhaafd, ergens in Zuidelijk Europa .

Hun vernieuwing is de microliet. De laatste fasen wordt gekenmerkt door door de aanwezigheid van harpoenen, die gemaakt werden van bot, geweien en van ivoor.

Het Solutreen

Het Solutréen ca. 22.000 tot 16.500 jaar voor heden is een van de laatste cultuurstadia van het Laat-Paleolithicum. Het is genoemd naar de vindplaats van een fossiel koraalrif bij Solutré-Pouilly, in de buurt van Mâcon (Fr).

Het verspreidingsgebied omvatte Zuid Frankrijk, Spanje en Portugal en was een refugium voor jagers-verzamelaars ten tijde van de Laatste IJstijd. In Zuid Spanje is bijvoorbeeld een vindplaats opgegraven (Cueva de Nerja) waar veel vis, onder andere schelvis, gevangen is: dit is een vissoort die tegenwoordig alleen in de Noordzee, de noordelijke Atlantische Oceaan en Noordelijke IJszee voorkomt.

Kenmerkend voor het Solutréen zijn voorwerpen die door afslagen van dunne lamellen van vuursteen werden gemaakt. Karakteristiek zijn vlakgeretoucheerde bladvormige klingen, met of zonder bevestigingsgroef. in het Musée Dénon in Chalon-sur-Saône zijn 40 cm grote flinterdunne stenen spitsen en een naald met oogd. Deze voorwerpen getuigen van een indrukwekkende verfijning

Kling uit het Solutréen (Musée des antiquités nationales Saint-Germain-en-Laye)

Biface_feuille_de_laurier. Wikimedia

Grote dunne speerpunten; schrapers met rand niet aan de zijkant maar aan het uiteinde; vuursteenmessen en -zagen, maar allemaal nog afgebroken, niet gemalen of gepolijst; lange speerpunten, met zweempje en schouder aan één kant, zij allenn ook de karakteristieke werktuigen van deze industrie. Bot en gewei werden ook gebruikt.

De grotten van Lascaux in Frankrijk tonen de reeds zeer artistieke uitingen van de Homo sapiens, onze menselijke soort. Ze dateren van 20,000 tot 12,000 jaar geleden.

Lascaux-leeuwen en Bison

Rotstekening van een Cro-Magnon in de Grotten van Lascaux, Frankrijk circa 15.000 jaar geleden

*

Mesolithicum  of  Midden Steentijd
Een nieuwe bevolking

De opwarming na de laatste "IJstijd" begon 13.000 jaar geleden. Het landschap en de mensen erin veranderden nogal abrupt. Het poolijs trok snel terug naar het noorden en de ijskappen op de bergen smolten weg. Tweeduizend jaar later werd de toendra met zijn rendieren en groot wild bijna volledig vervangen door loofbossen uit het zuiden die heel Europa bedekten. Ongeveer 10.000 geleden was het hier zelfs een beetje warmer dan het nu is.

Het laatste zeer barre maximum van de IJstijd veroorzaakte in Europa een genetische flessehals. Het grootste deel van de bevolking die de mtDNA haplogr M had tro Noordwaarts. Ze volgden de rendieren. Hun Haplogroep M nu vooral aanwezig in Azië, Australië en Amerika, maar vrijwel afwezig in populaties met Europees voorgeslacht. (46)

Europa werd nu gekoloniseerd door een nieuwe groep jager-verzamelaars uit Klein Azië. Deze was 30 millennia eerder zijn eigen weg was gegaan. Hun schedel bouw is ook iets anders dan de vorige. Zij hadden nog de oude mtDNA haplogroep U. (47, 48)

Het lijkt vreemd en het gaat tegen het gevoel in, maar de biomassa aan zoogdieren is in bossen nog geen derde van de hoeveelheid op de open toendra en de steppe. Het wild in de bossen is kleiner en moeilijk te bejagen, de dieren kunnen zich goed schuil houden en zijn snel. Voor de jacht zijn andere tactieken en samenwerkingsvormen nodig. De verandering ging te snel voor de toenmalige bewoners, die door het laatste zeer koude glaciaal toch al fors in aantal zullen zijn gedaald. Een verdere dramatische bevolkingskrimp volgt. Het aantal vestigingsplaatsen vermindert en daarin ook het aantal bewoners. De cultuur van de Cro-Magnons versimpelt om dan te verdwijnen.

De mensen leefden, zoals ze dat altijd gedaan hadden, in kleine familiegroepjes die gedurende grote delen van het jaar in grotere groepen van twintig tot honderd individuen samenkwamen. Zij volgden de rondtrekkende kudden vee en kenden de plaatsen waar in de verschillende seizoenen geschikt voedsel was. In grotere groepen zullen zij regelmatig samengekomen zijn voor uitwisseling van producten, het leggen van huwelijkscontacten en het plegen van rituele vieringen.

Het was een egalitaire samenleving waarin eerst later blijkens de grotere verschillen in grafbijgiften en rijke grafgiften bij sommige kinderen, verschillende sociale lagen ontstonden. Dit was zeker het geval waar de rijkere graven apart lagen. Vaak ook liggen verschillende groepen graven met ieder hun gelijksoortige bijgiften apart in één grafveld bijeen. Dit kan duiden op verschillende sociale lagen of etnische groepen.

Opvallend is de hoge positie van honden die vaak meebegraven werden. Sommigen honden kregen eigen graven met rijke grafgiften.

Deze hond die begraven werd in de Alblasserwaard kreeg echter niets mee, althans niets wat de tijd heeft doorstaan. (49)

Museum De Koperen Knop Hardinxveld-Giessendam.

Hondengraf-mesolithicum-Alblasserwaard

*

In het Nabije Oosten

In een landstreek van het Midden Oosten die wij nu de Vruchtbare Have Maan noemen leefden in het Mesolithicum Jager-Verzamelaars. Zij zwierven door dit gebied dat rijk was aan vruchten en wild. Er is nog geen spoor van permanente vestigingen. De twee meest bekende groepen zijn de Baradostian, van 34.000 – 20,000 voor heden die in het Zagros gebergte leefden in het westen van Iran en de Levanto-Aurignaciens die leefden van 27.000 tot 20.000 jaar geleden in de Levant leefden.

Hier leefden mensen met de Y-DNA haplogroep G. Die was toen al in de eerste subgroepen was gesplitst, G1 vooral in het oostelijke gedeelte G2 in het centrale en westelijke deel.

In de Vruchtbare Halvemaan evolueerden deze groepen geleidelijk naar een proto-agrarische semi-sedentaire samenleving. In het warme en vochtige Bølling-Allerød interstadium, 14,700 tot 12,700 voor heden vond er een snelle bevolkingsgroei plaats in hun beginnende Neolithische Cultuur die aanvankelijk nog geen aardewerk kende.

In het zuidelijk deel van de Levant krijgt een bijzondere samenleving gestalte, de Natufiers (14.000-11.500 BP). Hun cultuur wortelde in het voorafgaande Kebaran. Zij hadden een nogal donkere huid. Ze hadden Y-DNA haplogroep E.

Zij leefden in de tijd dat de Magdaléniens in Europa leefden en de Hamburg-jagers noordwaards hadden verdreven tot aan de ijsrand. De Natufiers breiden zich zuidwaarts uit tot in de Negevwoestijn en noordwaarts tot aan de noordelijke poot van de vruchtbare Halvemaan. Het waren jagers en nomaden maar hadden ook al in woonplaatsen met vaste hutten waarin soms 100 kg zware maalstenen, vijzels en stampers van basalt waarin zij de wilde granen tot meel verwerkten. In de graven zien wij gebruiksvoorwerpen en sieraden zoals mediterrane schelpjes en doorboorde tanden en steentjes, en een enkele maal een hondenskelet.

Het koude droge jonge Dryas intermezzo (12,500 tot 11.500 BP) beëindigde de vroege fase van de Natufiers. Het systeem van grote woonplaatsen valt uit elkaar en ze schakelden weer over op een mobiele en verspreidde leefwijze in kleine eenheden.

*

Neolithicum of Nieuwe Steentijd
The Origins of Farming in South-West Asia - db_GobekliTepe_Urfa-Region

De bakermat van de landbouw in de wereld. (50)

De begintijd van het Neolithicum van 11.700 tot 8,800 jaar geleden

Na afloop van het 1000 jaar lange koude jonge Dryas, omstreeks 11.700 BP, blijkt dat de oude kennis bewaard gebleven is en ook doorgegeven. De graanvelden worden door de Natufiërs weer geëxploiteerd zoals bij Jericho en Abu Hureyra. De bevolkingsconcentraties worden nu groter dan ooit met tot 500 bewoners. Ook elders in de vruchtbare Halvemaan ontstaat spoedig een opmerkelijke hoeveelheid aan culturele verscheidenheid. Er worden graan silo's gebouwd en rond het Jericho van die tijd wordt een muur gebouwd. Jericho zou dan de oudste stad ter wereld zijn.

Omstreeks 12.000-11.000 jaar geleden begon hier ook de pottenbakkerij. De eerste stedelijke samenleving was in Göbekli Tepe rond 11.550 jaar terug (9500 VC). Waarschijnlijk was dit een heilige plaats waar zij hun eerste heiligdommen en huizen stonden.

Omstreeks 9.800 geleden verschijnt het eerste gekweekte emmergraan. De archaeologisch-botanische resten van Boncuklu Höyük in west Anatolië van Çatal Höyük in het zuiden van Anatolië in Turkije en van Chogha Golan in het Zagros gebergte van West Iran zijn de oudste voorbeelden van landbouwcultures bedoeld voor een langere termijn.

In het noorden van de Vruchtbare Halvemaan begon tussen 10.500 en 9.500 BP de domesticatie van de vier latere lanbouwhuisdieren, schaap, geit varken en rund.

*

Het eerste aardewerk 8.800 jaar geleden
Halaf, Tepecik Ciftlik and Çatal höyük figurines

"Vruchtbare vrouwenfiguren" van de Halaf Cultuur c. 7.500 BP, Tepecik-Ciftlik 8.500 BP en van Çatalhöyük c. 9.000 BP.

Het eerste aardewerk wordt aangetroffen in Anatolië bij Çatal Höyük en wordt gedateerd op 9000 BP en in Saby Abyad aan de Eufraat in 8800 BP. In de loop van de volgende eeuwen zien we het overal in de regio verschijnen. Het gaat om aardewerk kommem van goede kwaliteit, beschilderd met eenvoudige paralelle lijnen in rood en zwart, maar ook eenvoudige, vrij grof gemaakte, rood gebakken potten voor algemeen gebruik.

Çatal Höyük geeft een gedetailleerd beeld van de veranderingen die in de loop der tijd optreden. Vóór 8500 BP is er een aaneengesloten bebouwing, die gezien wordt als grote mate van cohesie, maar daarna valt de bebouwing uiteen in een groot aantal kleinere eenheden, gescheiden door open ruimtes, wat wijst op een verschuiving van collectiviteit naar individuele huishouding. In dezelfde tijd neemt het aantal bewoners in de oude nederzetting af maar worden er in de vlakte nieuwe nederzettingen gesticht.

In de Levant gebeurde hetzelfde al enige eeuwen eerder. Daar wordt deze verandering gerelateerd aan het ontstaan van een intensief gemengd boerenbedrijf, dat ontstond door het combineren van akkerbouw en veeteelt. Hierdoor stegen de opbrengsten en groeide de bevolking, daarbij werd per huishouden meer ruimte in beslag genomen. Ondernemende kinderen betrokken nieuwe vestigingen

Vertrek uit de Regio

De bevolking trok weg in alle richtingen. De in Anatolië wonende westelijke groepen gingen naar Europa, de bewoners in de Zagros gingen oostwaarts naar centraal en zuid Azië en noordwaarts naar de Kaukasus en de Russische steppen. Ook ging men zuidwaarts het Arabische schiereiland in, er gingen zelfs groepen terug naar Afrika, naar Egypte en Libië en mogelijk toen al naar Marokko. Ze namen zaaigoed en hun vee mee.

Het begin van de expansie naar Europa ging al vóór 8500 BP naar drie streken: het merengebied in het zuiden van Antalya, de Egeïsche kust aan beide zijden van de Egeïsche zee, en in het Noordwesten rond de Zee van Marmara bij Barcin.

Er is gesuggereerd dat het verlaten van de oude grote nederzettingen in Anatolië het gevolg zou zijn van het 8200 event, de Misox oscillatie. Gedurende drie eeuwen werd het warmer en droger. Ook zou toen door de stijging van de zeespiegel de doorbraak van de Bosporus een plotselinge stijging van het niveau van de Zwarte Zee hebben gegeven met enige tientallen meters. Deze zeestijging wordt zelfs in verband gebracht met de mythologische verhalen in deze streken zoals in het Gilgamesh epos en de Zondvloed in de Joodse bijbel. Maar al eeuwen voor dit verschijnsel was de trek naar elders al begonnen.

G2a2_migratie
DNA

Een jager-verzamelaar van 7,000 jaar geleden in Noord Spanje had een donkere huid, maar een vroege Neolithische boer in Duitsland had dezelfde allelen voor een witte huidskleur als de huidige Europeanen. (61)

De eerste Europese boeren zijn genetisch aantoonbaar nakomelingen of naaste verwanten van de Vroege Aegeische Boeren die 8,500-8,000 geleden leefden. Zij hebben de Y-DNA haplogroep G2a. Zij zijn genetisch wat verschillend van vroegere bewoners van het oostelijk deel van de Vruchtbare Halve Maan. Die hebben anders G claden. Waar het oorspronkelijke stamland lag is nog niet geheel duidelijk. (62)

Ze hebben allen gemeen dat ongeveer de helft van hun voorgeslacht afkomstig is uit een andere "Basale Euraziatische" lijn met geen of weinig Neanderthaler vermenging. Deze twee lijnen waren meer dan 50.000-60.000 eerder uit elkaar gegaan nog in, of vlak na, hun komst uit Afrika. (63)

Rond 6,000 tot 5,000 VH, hadden de boeren in Europa in een tijdsbestek van een tot twee millennia, veel genen van jager-verzamelaars gekregen, veel meer dan hun voorouders in Anatolia hadden. Hiermee hangt mogelijk samen dat er sprake is van kennisoverdacht van de residente bevolking naar de nieuwe boeren bevolking, zoals gebruik van plaatselijke steensoorten, obsidiaan uit de Zemplnibergen bij Tokaj en radioliet, een soort vuursteen, uit de Bakonyheuvels bij het Balaotonmeer. Ook is een aantoonbaar deel van hun voedsel afkomstig van de jacht.

Y-DNA G2a was aanwezig in de meerderheid van de Y lijnen van deze bevolking, tezamen met MtDNA K1a12a en X2. Dit genetische beeld blijft in hoofdlijnen bestaan tot de Bronstijd.

*

The verbreiding van de Neolithische bevolking over Europa ging
over twee verschillende wegen.
De Maritieme groep

Zij gaan vanuit de Aegeische zeeregio langs de kusten van Anatolië en de Levant naar Cyprus en Kreta. Hun aardewerk is met indrukken van diverse spatels in eenvoudige geometrische motieven versierd. Het wordt in de Egeïsche regio en in de Levant Impresso genoemd. Op Corfu ontstaat in hun aardewerk een variant die Impressa heet. Deze gaat domineren.

Vanaf de westkust van de Balkan steken zij in 8.200 BP over naar Italië. In deze fase wordt hun aardewerk diverser en versierd met complexere motieven exclusief aangebracht met de kokkelschelp, cardium edule dit noemen we de Cardium cultuur. De expansie zet zich onverminderd voort en zo wordt via de Spaanse kusten omstreeks 7.500 BP Portugal bereikt.

De verspreiding ging sprongsgewijze met de bouw van clusters van woonplaatsen in de mediterrane kustvlaktes. Tussen 7.500 en 7.200 BP leefden boeren en jagers daar naast elkaar. De boeren in de vlakten, de jagers daaromheen in de heuvels. Het voedsel van de jagers en vissers komt voor de helft uit de zee, dat van de boeren is geheel van het bebouwde land.

Vanaf Corfu is dan in zo'n zeven eeuwen, gemeten langs de kusten, ca 4000 km overbrugd, gemiddeld 5 km per jaar of 150 km per generatie. Niet alleen de kusten van het land werden gekoloniseerd maar ook de eilanden, zoals Corsica en Sardinië, en het binnenland tot aan de Italiaanse Alpen.

Hoguette, Normandie 5000-4500 Néolithique Ancien

Hoguette cultuur, 7000-6500 vh (64b)

Een groep ging in Frankrijk noordwaarts langs de Rhône en loire naar de Franse Atlantische kust. In Normandië ligt bij La Hoguette de eerste geïdentificeerde vindplaats van hun cultuur. De meeste locaties van deze groep zijn te vinden langs de Boven-Rijn en Neckar, en ook in het Weser-gebergte, Nederland en in hun aannemelijke gang langs de Rhône-corridor. Zij ontmoeten in het Hespenland oftewel La Hesbaye en ook wellicht ook in Zuid Limburg de continentale LBK tak. Beide groepen kwamen daar mogelijk tegelijkertijd aan. (64a)

Ze kwamen ongeveer 6000 jaar geleden in Engeland aan. De genetische verwantschap van de Britse en Iberische neolithische populaties duidt erop dat de meeste voorouders van de Britse neolithische bevolking Anatolische boeren waren die de Mediterrane verspreidings­route gevolgd hadden en dus via de Europese kuststreken Brittannië is binnen­gekomen. (64)

De Continentale groep

De Continentale groep gaat via Macedonië naar Servië en door het dal van de Morava stroomaf­waarts naar de Donau en vandaar door het Donaudal naar Hongarije. Op de Hongaarse laagvlakte komt deze cultuur 8000 jaar geleden aan. Ze gaan verder door het Rijndal naar de Lössgronden van Westfalen en de Zuidelijke Nederlanden, langs Maas en Jeker.

In Zuid Limburg, de Hesbaye en Condroz bloeit zij vanaf 7.300 jaar geleden. Ze ontmoeten hier de Hoguettiens. Door Lotharingen ging een tak via het bekken van Parijs tot aan het Kanaal en Henegouwen (65).

Hun cultuur kenmerkt zich door de teelt van tarwe en gerst en de bijzondere vorm van pottenbakkerij met de kenmerkende versieringen, die de Lineaire Bandkeramiek cultuur, LBK wordt genoemd. Deze agrariërs hebben hun runderen, schapen en geiten vanuit Anatolië met zich mee gebracht. De analyse van de kleding van de Alpense IJsmummi Ötzi toont dit fraai aan (66)

De Britse Neolithische boeren waren genetisch vergelijkbaar met hedendaagse bevolkingen in continentaal Europa en met name aan de neolithische Iberiërs, bewoners van de oostkust van Spanle, wat suggereert dat het grootste gedeelte van de boerenfamilies in Groot-Brittannië via de Middellandse Zee route kwam, en niet via de continentale route langs de Donau (67)

*

LBK

Met stenen beitels, bijlen met een horizontaal blad, kapten de LBK-boeren delen van het oerbos en legden daar hun akkers aan. Daar werden de eerste tarwesoorten als emmertarwe en eenkoorn verbouwd, naaste gerst en peulvruchten en oliehoudende gewassen als lijnzaad en maanzaad. Dit gebeurde voonamelijk op de Lössgronden, maar grote delen van de Lössgebieden in België en Zuid-Limburg zijn verstoken gebleven van LBK-bewoning, het Noord-Franse gebied kent zelfs helemaal geen bewoning tijdens het LBK.

Via uitwisseling binnen een wijdvertakt netwerk wisten boeren grondstoffen uit verre regio's te verkrijgen, zoals hematiet, een ijzeroxide met conserverende werking bijvoorbeeld voor huiden, en harde. zwarte amfiboliet voor dissels.

Cannerberg-LBKdorp

Reconstructie van een LBK dorp op de Cannerberg bij Maastricht

De LBK begon in Limburg rond 7325 jaar geleden (5350 vc) en duurde niet langer dan 230 jaar. Voor 7000 geleden was hij al weer voorbij. (67a) In korte tijd is de samenleving geheel veranderd. Er ontstaan nederzettingen in de vorm van meerdere buurtschappen van drie tot vijf huizen. Deze huizen hebben een houtskelet met vlechtwerk wanden die met löss zijn bekleed, zoals te Caberg bij Maastricht. De doden zijn begraven in gezamenlijke begraafplaatsen, deels verbrand deels onverbrand, dicht bij elkaar, en krijgen voorwerpen mee in het graf.

Het aardewerk kent vanaf 7.000 jaar voor heden twee vormen. Het bekende LBK aardewerk is nogal zacht en heeft open schalen met de kenmerkende zigzag banden. Het La Hoguette aardewerk, genoemd naar de eerste vindplaats in Normandië, wordt gevonden toto over de Rijn en ook in ons land bij Kessel en Sweikhuizen; het is harder en eivormig en heeft een spitse bodem. Tot het einde bloeien deze twee culturen vreedzaam naast elkaar.

Er is in het gehele gebied snelle bevolkingsgroei bij de landbouwers, bij de Jager-verzamelaars wordt die echter niet waargenomen. Voor geheel duitsland is een groei berekend van 8000 mensen in het begin tot 250.000 aan het einde van de LBK, een groei van 25% per generatie. In Zuid Limburg groeide de bevolking naar 2000 mensen. Dit is even veel als de mesolitische bevolking van heel Nederland.

*

Limburg Aardewerk

Een derde aardewerkgroep is het Limburg aardewerk. Deze is onder te verdelen in een Rijn-Maas groep en een Seine-Schelde groep en ligt in het LBK en La Hoguette gebied.

In dit aardewerk worden kenmerken gezien van het Zuid-Franse en Oost-Spaanse aardewerk. Er wordt een west-mediterrane achtergrond aangenomen. (67b)

Lineaire_Bandkeramiek_aardewerk_uit Limburg,_Rijksmuseum_van Oudheden,_Leiden

Lineaire Bandkeramiek aardewerk uit Limburg, Rijksmuseum van Oudheden, Leiden

De laatse fasen van de Bandkeramiek worden met name in het westen gekenmerkt door een toenemend intern geweld, meest waarschijnlijk tussen verwante groepen. Het lijkt dat de overvallen zich tot een ware plaag hebben ontwikkeld en uiteindelijk hebben geleid tot een ontwrichting van de samenleving door vrouwenroof, verlies aan levens, verstoring van de oogsten of verlies van vee.

In de Haspengouw en Zuid Limburg worden de nederzettingen aan het einde steeds kleiner en breken vervolgens kort na 7.000 BP geheel af. Dan volgt een kort hiaat waarbij de oude ontginningen worden overwoekerd. Het is onduidelijk waar de mensen toen zijn gebleven.

Over de oorzaken heeft men nog geen idee. De samenleving valt uiteen in een aantal gescheiden cultuurgebieden met ieder hun eigen aardewerkstijl maar ook eigen vernieuwingen, zoals in de vorm van de bijlen en huizenconstruccties.

Uitgaande van de snelle en abrupte veranderingen wordt gedacht aan een crisis door interne oorzaken zoals bodemuitputting bij te snelle bevolkingsgroei. Hier pleit tegen dat de Lössgronden zeer vruchtbaar zijn. Door de bevolkingsgroei kunnen territoriale conflicten een oorzaak zijn geweest. Mogelijk waren er externe oorzaken, door bijvoorbeeld een ernstige grootschalige epidemie. Of een combinatie van deze.

De agrarische traditie en het brede uitwisselingsnetwerk voor specifieke grondstoffen werden niet lang na de teloorgang van de LBK hersteld door de boeren van de Rössencultuur, 6.500 tot 6.000 vh zoals onder meer bij Maastricht te Randwijk. Het aardewerk is karakteristiek versiert met dubbele incisies "ganzevoet incisie".

Zij zijn vooral bekend door hun Breitkeile, massieve disselbijlen van natuursteen, die kennelijk een gewild export artikel vormden. Ze worden tot ver buiten Limburg tot in Zuid Duitsland teruggevonden.

Hierop volgde de Trechterbeker cultuur, Funnel beaker Culture (Eng.) 6.400 tot 5.500. Het is een verzamelnaam van een groot aantal met elkaar verwante gemeenschappen.

Kugelbecher der Rössener Kultur aus Hüde, Niedersachsen

Kugelbecher der Rössener Kultur (68)

Tulpenbecher, Michelsberger Kultur

Zij leefden in het gebied vanaf zuidelijk Scandinavië in het noorden, Nederland in het westen, de Donau in het zuiden. In het zuidoosten was er deels een overlapping met de Lengyelcultuur. Het zijn de Hunebedbouwers van Drenthe. In Duitsland spreekt men ook van Michelsberg cultuur.

Hun woonplaatsen liggen in de regel op heuveltoppen en wekken de indruk versterkte nederzettingen te zijn geweest, wat duidt op onrustige tijden.

Langs de Maas zijn honderden vindplaatsen van hun aardewerk en van vuursteenresten gevonden. Hun woonplaatsen zijn eenvoudig geweest want we vinden nauwelijks resten, wel lieten zij de eerste nog steeds zichtbare sporen in het Limburgse landschap na in de vorm van vuursteenmijnen, zoals te Rijckholt-Sint Geertruid en Valkenburg.

De grijze vuursteenblokken zijn tot een diepte van 12 meter uit de kalk gewonnen. Met hertshoornen en vuurstenen hakken kapten de exploitanten een uitgebreid stelsel van diepe mijnschachten en -gangen.

New Peoples, New Ideas, 4200 - 3000 BC Streams of Neolithisation in Western Europe

De letter M op het linker plaatje duidt de oudste woonplaats aan van de familie Marres. Dit is een bewerkte afbeelding uit Barry Cunliffe, Britain begins, 2013.

*

De Neolithische manier van leven verspreidde zich naar West Europa via twee routes. A. één door centraal Europa naar Normandië, de LBK. en B. de andere via het Middellandse-Zeegebied tot de Atlantische kust, de Impressed of cardial ware.

Invloeden van de Impressed Ware-groepen in Zuid-Frankrijk kunnen naar het noorden zijn geinfiltreerd om bij te dragen aan de Limburgse en aan de La Hoguette-pottenbakkerijen. (69)

Constructies van stenen graven gemaakt van grote stenen, megalieten verschenen in wat nu Noordwest-Frankrijk is ongeveer 6.800 jaar geleden en deze nieuwe cultuur verspreidde zich kort daarna in drie golven van 6.500 tot 6.200 jaar geleden van het noordwesten van Frankrijk langs de Atlantische kust naar de Middellandse Zee, Spanje en Groot Bittanië. (69a)

In Bretagne noemen ze dat een Menhir of een Dolmen, in Nederland Hunebed. De oudste in Nederland dateren van 4.300 jaar geleden, in Engeland werden deze eerst Burial Chambers weer duizend jaar later voor het eerst gebouwd. Soms staan ze circelvormig opgesteld, dan heten ze in Wales Cromlech, in Engeland Stone circle en Henge. Bevinden zij zich in groepen dan noemen Engelsen dat een Cairn.

Dutch Hunebed

Drents Hunebed

Dutch Hunebed

Onder een Hunebed

Opvallend is dat hun nederzettingen geleidelijk een toename vertoonden van defensieve maatregelen. In de eindtijd van het vroege neolithicum liggen velen in ongeordende graven en velen blijken een gewelddadige dood te zijn gestorven. Dit duidt op een onrustig einde van dit tijdperk. (70)

*

Kopertijd

De Karpaten, in de Noordelijke Balkan zijn rijk aan koper. In huidig Servië en Hongarije is van 7.400 tot 5.800 v.h. het eerste kopererts gedolven en zijn de eerste koperen wapens, werktuigen en sieraden gemaakt.

Een kleine eeuw later werd in huidig Bulgarije voor het eerst goud, gesmolten en bewerkt en over grote afstanden verhandeld. Men vindt het bij de toenmalige veetelers op de Zuid-Russische steppe en het cultureel opbloeiende Klein Azië. Hier ontstond een bloeiende samenleving, die tamelijk abrupt eindigde in een tumultueuse periode.

*

Y-DNA ten tijde van de LBK Cultuur in Europe

De Mesolithische Europese haplogroepen zijn C, F en I. Nogal wat I1, vooral I1a1-P37, en ook I2 van Europese Jager-Verzamelaars assimileerde met de nieuwe bevolking van agrariers die via de Balkan en de kusten van de Middellandse Zee naar Europa gekomen was.

In de graven van Starvečo op de Hongaarse Laagvlakte wordt het eerste Europese G2a gevonden. Dit heeft de subgroepen G2a2a-PF3147, inclusief G-L91 en G2a2b-L30. Tweederde van hun heeft een G clade. (81)

Neolithische individuen uit Noordwest-Anatolië van ongeveer 8300 jaar geleden vertonen genetisch een homogene samenleving. De eerste boeren in Europa hebben eenzelfde hoog percentage G2a met dezelfde verdeling van de ondergroepen als de Anatolische boeren. Dit duidt op de hun zeer waarschijnlijke oorsprong uit dit gebied

De eerste Europese boeren hebben ook een beperkte vermenging met de inheemse Europese jagers-verzamelaars. Zo'n beeld zien we ook bij de Anatoliers.

*

Bronstijd

De Yamnaya Cultuur op de Zuid Russische steppen

De steppen van Zuid Rusland werden bewoond door een bevolking van jager-verzamelaars met een duidelijke genetische verwantschap aan een 24.000-jarige Siberische man. Maar de steppe herders van die tijd stamden niet alleen uit de voorafgaande Oost-Europese jager-verzamelaars, maar ook uit een populatie uit het Nabije Oosten, die evenwel van andere oorsprong was als die in het Westen.

Hier floreerde tussen 5600 en 4300 jaar geleden de Yamnaya cultuur. Zij worden voor de proto Indo-Europeanen gehouden. Het zijn veehoudende nomaden die zeer mobiel zijn door het gebruik van paarden en door deze getrokken voertuigen. Ze begraven hun doden in grafkuilen soms bedekt met grafheuvels waaruit hun sociale gelaagdheid blijkt. Hun koper harden zij tot brons. Zij beginnen met het smelten van ijzer uit de rotsen en vormen dit tot gebruiksvoorwerpen en wapens.

*

Een nieuwe bevolking in Europa
met nieuw Y-DNA

Vanuit die streken vertrekken zij rond 4800 geleden zowel naar Centraal en Zuid Azië als ook naar Centraal en West Europa. Met hun komt een nieuwe bevolking West Europa binnen. Kenmerkend is hun aardewerk, de touwbekercultuur of corded ware genoemd. Zij worden ook wel het Strijdhamervolk genoemd en veroveren in korte tijd geheel Europa. Deze mensen hadden nieuwe genetische kenmerken waarmee hun binnenkomst en ingroei in vrijwel alle hedendaagse Europeanen, kon worden opgespoord.

Het dominante Y-DNA, de stamcladen van haplogroep G2a, aanwezig in de Neolitische boeren, wordt in het begin van de IJzertijd grotendeels vervangen door R1a en R1b en enkele G2a2b subcladen. Dat betreft dus het Y-DNA van de mannen. Bij de vrouwen zijn zien we deze verandering veel minder, zij zijn duidelijk, blijkens het niet veel veranderende mt-DNA, in hun midden opgenomen. (82)

Interessant is dat de vroegste gevallen van pest in Europa samenvallen met de komst van de Russische steppe voorouders in Europa. Dit ondersteunt het concept dat de pest zich tegelijk met de grootschalige migratie van steppennomaden verspreidde. De angst voor de pest kan een van de oorzaken zijn geweest van de toegenomen mobiliteit tijdens de laat-neolithische - vroege bronstijd. Met andere woorden, het kan zijn dat de mensen van de steppe zijn vertrokken om weg te komen van de pest. Bovendien kan de introductie van de ziekte in Europa een rol hebben gespeld in de genetische omwenteling van de Europese bevolking. Het is mogelijk dat de steppebevolking al een immuniteit had opgebouwd, waardoor de niet resistente residente Europese boeren grotendeels ten onder ging. (83)

De oude G bevolking handhaaft zich vooral in gebergten, de Alpen, en op eilanden, zoals Sardinië. De oude oorspronkelijke Europese bevolking van jager-verzamelaars met haplogroep I daalt niet duidelijk in aantal.

Sinds het laat-neolithicum, 4.500 jaar geleden stamt 75% van de bevolking in West-Europa af van de Yamnaya. Dit heeft betrekking op het mannelijke Y-DNA.

In het grafritueel kwam er een einde aan het bijzetten van overledenen in een gemeenschappelijke grafkamer. Men ging over tot het begraven een individueel graf, bedekt door een heuvel van gras- of heideplaggen.

In deze tijd zijn de vroegere vaste nederzettingen verdwenen. Er leeft nu duidelijk een nomadische herders bevolkingvolk. Uit de vondsten van stenen polsbeschermers kan men afleiden dat ze goede boogschutters waren en uit de vele vondsten van geïmporteerde waar blijkt dat ze op grote schaal handel dreven. Tevens was de klokbekercultuur de eerste in Noordwest-Europa die van koperen wapens gebruikmaakte.

In Zuid Limburg begon dit 4.900 jaar geleden en ging het door tot kort voor de Romeinse tijd, er zijn duizende grafheuvels gevonden bestaande uit stenen en Löss. Aanzienlijken lagen onverbrand in hurkhouding met grafgiften als bekers en werktuigen.

Deze resultaten bieden ook ondersteuning voor een steppe oorsprong van ten minste een aantal Indo-Europese talen in Europa. (85, 86, 87)

Ongeveer 4.700 jaar geleden, een paar eeuwen nadat de Touwbeker cultuur in Europa binnenkwam, was er een zelfde plotselinge verspreiding van de Klokbeker Cultuur. Deze is zeer waarschijnlijk op het Iberische schiereiland ontstaan.

De eerste archeologische resten hiervan zijn daar gevonden. In het DNA van skeletresten van Iberiers uit de tijd voor het begin van deze nieuwe cultuur zijn geen duidelijke verschillen gevonden vergeleken met die van daarna. Deze cultuur zal hier dus wel zijn ontstaan.

De Klokbeker cultuur veroverde Europa door acculturatie, oftewel verspreiding van ideeën. In het Europese DNA zijn namelijk geen Iberische genen aangetoond.

Rijksmuseum voor Oudheden, klokbeker gevonden te Apeldoorn

klokbeker gevonden te Apeldoorn (88)

Bell Beaker Folk map

Vindplaatsen van Klokbekers (89)

In Groot Brittannië kwam deze nieuwe cultuur wel door migratie binnen. Voorafgaand aan de komst van de Klokbeker cultuur is in Groot-Brittannië geen steppe DNA te vinden. Maar na 4.500 jaar geleden is dat er in grote hoeveelheden. De instroom van vanuit het vaste land naar de Britse eilanden wordt in die periode een permanent verschijnsel. Britse en Ierse skeletten die uit de Bronstijd dateren, dus na de Klokbeker Tijd hadden nog slechts 10 procent van hun DNA dat afkomstig was van de eerste Engelse boeren, de andere 90 procent was nu grotendeels gelijk aan dat van mensen van de Klokbeker bevolking in de Nederlanden. Dit was een even dramatische vervanging van de bevolking als die waarmee de verspreiding van de Touwbeker cultuur gepaard was gegaan. (90)

*

De Oorsprong van de Nederlanders

De eerste beschrijving van de volkeren in onze streken is van Gaius Julius Caesar (100 - 42 v.c.) in zijn boek Commentarii De Bello Gallico, Gedenkschriften van de Gallische Oorlog, Rome 51 v.c. Hij begint zijn boek met te stellen dat Gallië verdeeld is in drie delen, een bewoond door Belgen, een door Aquitaniërs en een door Kelten die door ons Galliers worden genoemd en van dezen zijn de Belgen de dappersten.

De Belgen wonen noordelijk van de Seine en de Marne tot aan de Rijn. Deze vertellen hem dat de meesten van hen afstammen van Overrijnse Germanen, die de oor­spronkelijke bewoners de Galliërs, Kelten, verdreven hebben waarbij sommige nieuwkomers de naam van de oude Keltische bevolking overnamen. De Atuatukers stamden volgens hunzelf af van de Cimbren en de Teutonen, de Bataven van de Chatten.

De Maas neemt een arm van den Rijn op, die Vaculus (Waal) heet, vormt daarmee het eiland van de Bataven en stroomt dan in de Rijn. De Rijn splitst zich voor hij den Oceaan is genaderd in verscheiden armen en vormt daar veel grote eilanden, die door wilde, barbaarse volken worden bewoond, waarvan er enigen slechts van vissen en vogeleieren leven.

Arnoldus Buchelius - Northern Netherlands in Roman times - Belgae

De Belgen aan het begin van onze jaartelling.
Als de muis over kaart gaat is er alleen het land boven de Maas te zien.

Demografische veranderingen voor de Romeinse tijd

Althans zo wordt dit verhaald door Caesar, die ter vergroting van zijn heldendaden en ter verdoezeling van de genocides veel feiten weglaat en andere overdrijft of verzint om deze volkeren veel primitiever voor te stellen dan later bleek dat ze waren.

Keltische munt gevonden bij Amby

Gouden stater van de Nerviërs

Zo vermeldt hij niets over hun geavanceerde jachtwapens, zoals hun boemerangs, terwijl ze toch zeer veel wapencontact en handel hebben gehad. Dat de verschillende Belgische stammen hun eigen munten sloegen vermeldt Caesar duidelijk opzettelijk niet, noch hoe rijk hun tempels waren

De goudprijs daalde in het Rijk toen Caesar de vele gouden voorwerpen die hij geplunderd had uit de Keltische tempels omsmolt en als baar goud verkocht. (111)

Keltische munt gevonden bij Amby

Gouden munt uit Amby
w.s. Eburonen

Het staat vast dat de volkeren tussen de Somme en de Weser, de latere Nederlanden, een eigen taalgroep hadden, die anders en waarschijnlijk ouder was dan de Keltische en de Germaanse taalgroepen.

de verschillende woongebieden wisselden nogal vaak. Zo staken de Usipeten en de Tencteri in het jaar 55 VC de Rijn over, verdreven door de Sueben, en vestigden zich rond de aan hun verwante stam van de Sugambri, nu ten oosten van Roermond aan de Roer.

Er bestonden in de tijd van Caesar in deze streken géén duidelijke grenzen. De Rijn, is door Caesar als grens genoemd tussen Galliers (Kelten) en Germanen. Maar de Keltische La Tène cultuur spreidde zich uit over Midden Frankrijk, Zuid-Duitsland en hij ging tot aan Tsjechië. En in Zuid Duitsland woonden Kelten, geen Germanen.

Het is Keizer Claudius, 41 - 54, die na veel vergeefse pogingen om Overrijns Germanië te veroveren de Rijn ten slotte als rijksgrens aanneemt.

*

Aduatuci en Eburonen

Deze stammen verbleven tussen De Schelde en de Rijn. De Aduatuci waarschijnlijk meer aan de zuidzijde bij de Somme. Deze stam wordt door Caesar overwonnen na een laatste veldslag bij hun vesting bij het huidige Thuin. Caesar beweert de stam volledig te hebben uitgemoord en hun vrouwen en kinderen als slaaf verkocht te hebben.

De Eburonen zijn de grootste stam. Hun hoofdstad is Atuatuca, waarschijnlijk had deze geen vaste locatie. Het laatst ligt hij waar nu de stad Tongeren ligt. Men kan zich overigens afvragen of het hier wel twee verschillende volkeren betreft.

In 52 v.C. vormen de Eburoonse koningen Ambiorix, en de al oude Catuvolcus, tezamen met een aantal naburige volkeren een confederatie tegen de Romeinen. De Treveri, Nervii, Aduatuci, Menapii en ook een aantal Germanen die aan deze zijde van de Rijn verblijven voegen zich bij hen. Caesar verzamelt dan vier legioenen en trekt het land van de Nerviërs binnen. Hij dwingt hun tot overgave en neemt velen met hun vee gevangen, verwoest hun land en rooft het leeg.

Hierop verzamelt Caesar een groot aantal hulptroepen en trekt naar het land van de Eburonen. Aanvankelijk winnen de Eburonen veel veldslagen. Maar gelijdelijk verandert de stijd in een querrilla met wisselende infiltraties. Hierop keren de kansen en Ambiorix moet aanzien dat zijn land wordt verwoest. De oude Catuvolcus die de zware stijd niet meer kan leiden. doodt zich zelf, zoals gebruikelijk met een gifdrank. (112)

Keltische munt gevonden bij Amby

Ambiorix wordt op een nacht verraderlijk in zijn slaap overvallen. Hij weet met enige getrouwen te ontkomen en zend later boodschappen uit over het gehele land dat iedereen hij zich gewonnen moet geven of een goed heenkomen moet zoeken.

Caesar beroemt zich erop het land van de Eburonen, zoals hij dat ook bij de Nerviers gedaan heeft, volledig te hebben verwoest (vastatis). Als zelfstandig volk zijn de Eburonen dan verdwenen. Pollen-tellingen in Gulik, het meest oostelijk gebied van de Eburonen laten overgroei van landbouwgrond door bossen zien.

Goudvondsten in Heers bij Tongeren en Amby bij Maastricht zijn bezittingen die door hun eigenaars niet zijn opgehaald. (113)

Muntvondst te Heers bij Tongeren (114)

Na het boek van Caesar zijn er geen geschreven bronnen meer over deze streken. De belangstelling richt zich weer op de interne problemen in Rome zoals de strijd om het keizerschap. Een indicatie over hoe het de bevolking in ons verre gewest verging kunnen de pollentellingen in Gulik geven. Deze tonen een vervanging van landbouwgrond naar bossen. Maar dat is toch verderop in huidig Duitsland.

Ook wanneer slechts een kwart van de bevolking rond Maastricht en Tongeren de ramp van 50 vc. overleefde zal de bevolking weer snel opgebloeid zijn. Er zijn echter geen geschiedschrijvers uit die tijd die nog over de bevolking van zo'n ver land hebben geschreven. We hebben ook geen namen meer.

Er zijn van 43 tot 23 vC wel steeds aanduidingen van kleine opstanden verspreid over Gallië, zonder vermelding van naam of plaats. De hoogteversterking van Caestert aan de rand van de St Pietersberg bij Canne ten zuiden van Maastricht en blijkens dendrologisch onderzoek gebouwd in 31 vChr. duidt op zo'n strijd.

We mogen er vanuit gaan dat de bevolking gewoon doorleefde. De Romeinse schrijver Varro citeert een bezoeker van de Lage Landen die zag dat boeren hun land met mergel bemesten om de zuurgraad te verlagen. Dit mergel wordt gewonnen in Zuid-Limburg rond Maastricht.

In de jaren kort voor het begin van onze jaartelling groeit aan de oevers van Maas en Schelde een aardewerk industrie op van rode en zwarte schotels en bekers. geproduceerd met de draaischijf, hier niet eerder vertoond. Op de vruchtbare Lössgronden bloeit de graanproductie. Met behulp van Duitse slavenarbeid is er en grote voor de export bedoelde productie van zout, ijzer, vee en Ardenner ham.

De grote weg van Keulen over de vruchtbare Lössgronden via Tongeren naar Boulogne sur Mer en verder naar Engeland is een handelsroute over een van de meest voorspoedige landstreken van Gallië.

*

Demografische veranderingen in de Romeinse tijd

Ter vedediging van de Noordgrenzen worden verdragen gesloten met Germaanse stammen die het Rijk binnen worden gelaten en vestigingsplaatsen krijgen aan de rand van het Rijk met de opdracht andere belangstellenden buiten te houden en voedselleverancier te worden en recruten te leveren voor de legioenen. In onze streken zijn dat de Batavi en de Tungri,

Batavi

In onze streken zijn dat de Batavi, een groep uit Hessen verdreven Chatten, Zij krijgen het eiland tussen Maas en Waal, de huidige Betuwe en treffen daar de Cananefaten, die volgens de Romeinen in gedrag en uiterlijk op hun lijken. Ze spreken eenzelfde taal en woonden daar al langer. De Bataven komen in een nogal leeg land. Er wonen hier minder dan honderdduizend mensen. Na hun binnenkomst wordt dat ongeveer 120.000.

De nieuwe volkeren komen onder toezicht van een administratief centrum. Voor de Bataven komt in het begin van de eerste eeuw zo'n centrum rond de huidige Valkhof in Nijmegen op de plaats waar enige jaren voor het begin van de jaartelling al een kleine nederzetting bestond.

Batav- Iniores - Magister peditum I

Zowel Tungri als Bataven leveren cohorten voor de Romeinse Legioenen, de Bataven alleen infanterie, de Tungri zowel infanterie als cavalerie. In veel veel landstreken zullen zij onder eigen leides met hun eigen vaandel zullen vechten. Hier links staat het vaandelembleem van de Batavi en rechts dat van de Tungri.

Insignis Tungri

De Batavi werden naar veel verschillende plaatsen gezonden. In het jaar 360 nog naar Engelend. Daarna keerden ze terug, onbekend is wanneer. Van de Tungri zijn een viertal cohorten bekend,zij zijn die naar alle delen van het Rijk, met name ook naar Mauretanië uitgezonden.

Imerix Servofredi

Imerix Servofredi is de eerste bij naam en beeltenis bekende persoon uit wat nu Nederland heet. Hij was een bataaf met als laatste standplaats de Romeinse legioenbasis Burnum, in huidig Kroatië, waar hij mogelijk ten tijde van keizer Tiberius (14-37) of Caligula (37-41) overleed. Daar is zijn grafsteen gevonden die zich nu bevindt in het Archeologisch Museum Zadar.

Hij is afgebeeld in de kenmerkende uitrusting van Germaanse ruiters met een speer en een langwerpig, zeshoekig schild.

Met het opschrift: IMERIX SERVOFREDI F(ILIUS) BATAVOS EQ(UES) ALA (H)ISPANORUM (A)NNOR(UM) XXXVIII STIP(ENDIORUM) VIII H(IC) S(ITUS) E(ST). Vertaald: IJmerik Serforts, ruiter in het eskadron van de Spanjaarden, acht en twintig jaar oud, met acht dienstjaren, is hier bijgezet. (115)

Van de Bataven wordt later niets meer vernomen. Mogelijk vestigden zij zich in gebieden waar zij als hulptroepen in de Romeinse legioenen geplaatst waren, zoals in Hongarije en in Engeland, mogelijk ook in Italië of aan de oostgrens bij Perzië.

Tungri

Zij worden voor de eerste maal door Plinius vermeld naar aanleiding van de reorganisatie van keizer Augustus die rond 20 v.Chr doorgevoerd werd en de Civitas Tungrorum werd geformeerd. Het is niet duidelijk waaruit deze waren samengesteld maar velen denken dat onder deze naam de oude bewoners van de Sambre en Maasvallei, de Haspengouw, Condroz en Ardennen werden gevat die de slachtingen van Caesar hadden overleefd tezamen met een groep Germani Cisrhenani uit de streek van Gulik.

Een Cohort Tungri stond bij Vercovicium (nu bekend als as Housesteads, Northumberland) aan de Wal van Hadrianus. Dit cohort werd ten tijde van Hadrianus in tweeën gesplitst ieder ongeveer 1000 man sterk. In de Oorlog van de Bataven vocht een cohort Tungri mee met Iulius Civilis.

Voor de Tungri wordt hun administratieve centrum gebouwd op de plaats van het huidige Tongeren. Ook dit is een versterkte en ommuurde vesting met stenen huizen voor soldaten en veteranen.

Hierin vestigen zich handelaars en komen markten. Locale heren bouwen er een stenen woning in de nabijheid van het bestuur en krijgen magistraatsfuncties. Er komen scholen en er verrijzen tempels. Het lijkt erop dat de oude vesting van de Eburonen aan de rand van de St Pietersberg te Caestert toen verlaten is.

De vruchtbare Lössstrook in Germania Belgica is altijd een van de rijkste gebieden van Gallië geweest. Hij levert graan, vee en ruiters, maar ook infanteristen voor de Romeinse legioenen.

In de vierde eeuw is Maastricht een belangrijke handelsstad geworden, rijker en machtiger dan Tongeren. Het ligt op een kruispunt van twee handelsroutes. Van Noord naar Zuid is er de rivierhandel over de Maas en van Oost naar West de handelsroute van Keulen via Aken, Maastricht, Tongeren en Boulogne Sur Mer naar Engeland. Met de handel en de ambachten heeft het bestuur zich naar deze stad verplaatst en bisschop Servatius volgt.

Er zijn nog steeds Romeinse garnizoenen omdat de Noordgrens van het Rijk naar het zuiden is verlegt en nu langs de handelsweg van Keulen naar Engeland ligt. Veteranen krijgen hier land. Onder hen kunnen zich Romeinen bevonden hebben of veteranen van vreemde herkomst, die geen vaderland meer hadden of van nomadische origine waren.

Franken

Overrijnse Germanen die leefden vanaf Keulen tot aan de Saksen aan de Noordzee, werden Franken genoemd. In de tweede helft van de derde eeuw leven zij rond Xanten, waar de bewoners eerder Sugambri werden genoemd.

Totale ontvolking AD 250

Midden in de 3de eeuw verlieten de inwoners vrijwel opeens het midden en zuiden van wat nu Nederland is.

Er zijn veel verwoestende invallen van Germanen (Franken) in Noord Gallië. Rond 270 na Chr. zijn Tongeren en de Romeinse nederzetting bij de Maasbrug en verwoest en verbrand door invallende Germaanse stammen. Villa's op Zuid-Nederlands en Belgisch gebied worden verlaten. De streek ontvolkt.

We zien een enorme toename van boomgroei. Vooral in laaggelegen gebieden veert het bos weer terug naar zijn oude omvang van de bronstijd. Op de Veluwe nam de aanwas van bomen met zo’n 37 procent toe, in het rivierengebied zelfs met 67 procent. Het hele landschap veranderde. Kort na AD 250 hield hier gewoon op. Het moet een bizarre ervaring zijn geweest. Overal verlaten nederzettingen, ruïnes, puinhopen. Je kwam hier niemand meer tegen gedurende meer dan een eeuw. (115a)

*

Na AD 350
Een geheel Nieuwe bevolking in de Nederlanden

Rond 350 werd een aan de Maas bij Maastricht een castellum gebouwd op de resten van de vroegere nederzetting. Het wordt een ommuurd legerkamp van ongeveer anderhalve hectare met tien torens en twee poorten. De ouderdom is gebaseerd op jaarringenonderzoek van de funderingspalen. Constantijn de Grote legerde hier, zoals op andere strategische plaatste aan de grenzen van het rijk, cavalerietroepen (comitatenses). (115b)

In die tijd leven Salische Franken in Toxandria en in Volonia Agrippina (Keulen). De geschiedschrijver Ammianus Marcellinus maakt melding van een veldtocht in de wintermaanden van 358-359 van keizer Julianus tegen de Franken, dezen verschansten zich toen in twee vestingen langs of aan weerszijden van de Maas. Van niet deze exact aangeduidde dubbelvesting wordt aangenomen dat deze zich te Maastricht bevond. De troepen van de keizer heroverden de twee forten en Julianus neemt de Franken daarna als bondgenoten op in het Rijk. Hun leiders Bauto en Arbogast krijgen hoge Romeinse rangen. (115c)

Het is mogelijk dat nakomelingen van legioensoldaten, die zich hier toen gevestigd hebben, de voorouders zijn van Limburgers en Luikenaren met afwijkend Y-DNA, zoals G-FGC6618.

*

Merovingen
Frankish_Empire_481_to_814

Merovingische Rijk in 481 in donkergroen. (116)

Na de dood van de Grote Romeinse veldheer Aetius in 454 ebt de keizerlijke macht weg. Lokale heren vullen het vacuum in. Het Rijnland en de streek van de vroegere Tungri, van de Rijn bij Keulen tot Kamerrijk (Cambray) en Doornik (Tournay) komt onder locale Frankische heersers.

De sterkste onder de Frankische krijgsheren is Childerik koning in Doornik, en Romeins Dux, locaal legeraanvoerder. Zijn zoon Clodovech, 481-511 ook Clovis genoemd, breidt zijn rijk over een groot deel van Noord en midden Gallië uit. Hij wordt Romeinse Consul. Hij verenigt locale heersers met name de katholieke bisschoppen tot wier geloof hij zich bekeert. Bij zijn doop wordt zijn afkomst als Sugamber genoemd. De Sugambri leefden eeuwen eerder tussen Maas en Rijn ter hoogte van Venlo.

De mogelijk mythische stamvader van het koningsgeslacht is Merovech. Zij worden Merovingers genoemd. Hun familiale stamlanden liggen in het vroegere gebied van de eerdere Eburones, later Tungri genoemd beiderzijds, maar hoofdzakelijk aan de westzijde van de Maas.

Maastrichtse munt circa AD 600

Gouden Maastrichtse munt AD 600 (117)

Een grafveld in het dorp Borgharen bij Maastricht dateert uit zevende eeuw gezien de munt meegegeven als Charonspenning. Zij waren van een gegoede familie. De man had een zwaard en een schild, pijl en boog en bij hem lagen onder meer stijgbeugels en voedselpotten.

Zijn mannelijke Y-DNA haplogroep is J2(a1b). Alle mitochondriale DNA wordt later bekendgemaakt.

De vrouw droeg oorbellen, een kralenrijke halsketting met barnstenen kralen. Zij had onder meer kam van hertshoorn, een amulet met berentanden, een ivoren ring en een kaurischelp afkomstig uit de Rode Zee. Bij hun lagen twee jonge paarden. Verder waren er aardwerk voedselpotten en koperen, tinnen en bronzen serviesgoed afkomstig van Britse eilanden, Duitsland en Frankrijk

Twee jonge kinderen zijn bij de vrouw geplaatst en zijn duidelijk eerder gestorven herbegraven kinderen

Opmerkelijk is dat alle individuen uit de opgraving op basis van het strontiumisotopenonderzoek niet-lokaal van komaf blijken te zijn. Naast het feit dat het veelal immigranten lijken te zijn, is ook de geologische herkomst van deze individuen zeer divers, de vrouwen komen wel meest uit deze streken, de mannen meer uit de buurt van de Eiffel. (118)

Nu deze man, met het rijkste graf en de enige waarvan zijn Y-DNA bekend is, waar kwam zijn voorgeslacht vandaan. Dat komt van ver. J2(a1b), is hier te lande zeer zeldzaam. Hij was een aanzienlijk cavalarist, ridder, Het lijkt mij best mogelijk dat hij stamt van een Romeins veteraan van de auxilia, de hulptroepen voor de grensverdediging. De laatste noordgrens van het Romeinse rijk lag in de vijfde eeuw waar nu in belgië de taalgrens ligt.

Veteranen die niet terugkeerden naar hun geboortegrond kregen vaak land waar ze het laatst hadden gediend. Hij kan uit Italië afkomstig zijn maar niet uitgesloten is ook de Kaukasus, want hier zijn landstreken waar meer dan de helft van de bevolking deze haplogroep heeft. En als U een naam wilt lezen. Mogelijk was hij een Sarmaat.

The civitas Tungrorum werd in de Middeleeuwen de pagus Hasbania, in de tijd van de Karolingen werd dit de Haspengouw. Nu heet dit gebied la Hesbaye in het Frans of het Hespenland in het Nederlands. Rond AD 600 leefde hier de stamvader van haplogroep G-Y15220. This group is even rarer and also of obscure origin.

De Middeleeuwen
Frisia en Holland

Boven de rivieren wonen de Friezen. In de loop van de eeuwen vertrekken velen hen tezamen met Angelen en Saksen naar Engeland. Hun land wordt vervolgens overgenomen door de naburige Angelen, Saksen en Juten die gezamenlijk de naam Friezen overnemen. Het gebied ten noorden van de Rijn wordt dan Friesland genoemd. In het Oosten van ons land trekken Saksen binnen.

In de elfde eeuw ontstaat het begrip Holland, Houtland. Landbouw, veeteelt en handel zorgen voor welvaart en groei, zodanig dat rond 1500 er in Nederland weer bijna een millioen mensen leeft en in 1650 bijna 2 millioen. Deze aanwas is enerzijds spontaan anderzijds door binnenkomst van vreemdelingen uit België, Frankrijk ( Hugenoten), Duitsland, Spanje en Portugal (Sefarden).

De Nieuwe Tijd

Grote groei en toestroom ontstaat in de Gouden eeuw uit alle delen van Europa. Velen komen uit Duitsland, zoals Joost van den Vondel en een aantal, nu Hollandse, handelsfamilies. Uit België vluchten veel protestanten na de val van Antwerpen in 1585. Veel Joden komen uit Spanje en Portugal als de pogroms hun daar te gortig worden. Later komen ook Zwitsers.

In de loop van de vorige eeuw kwamen veel Surinamers en Antillianen, die een verblijf in het moederland verkozen boven hun onafhankelijk geworden kolonie. De Nederlandse industrie haalde in een periode van snelle groei ontbrekende arbeidskrachten uit Azië en Afrika. En zoals altijd staat ons land open voor vluchtelingen. Vanuit demografisch oogpunt gezien is deze recente toestroom wel gunstig omdat onze geboortecijfers ver achterblijven bij de sterftecijfers, en we dus onder de vervangingswaarde zitten.

*

  Litteratuur:
- Barry Cunliffe, The Oxford Illustrated History of Prehistoric Europe, Oxfort 2001.
- Barry Cunliffe, By steppe, Desert, and Acean, The birth of Eurasia, Oxfort 2014.
- Barry Cunliffe, Europe between the Oceans 9000 BC - AD 1000.
- David Reich, Who we are and How we got here - Ancient DNA and the New Science of the Human Past,
  New York 2018.
- Adam Rutherford, A Brief History of Everyone Who Ever Lived - The Story in Our Genes, London 2016.
- Herman Clerinx, Een Paleis voor de Doden - Over Hunebedden, Dolmens en Menhirs, Amsterdam 2017.
- Blaine T. Bettinger, The Family Tree - Guide to DNA Testing and Genetic Genealogie., Cincinnaty USA 2016.
- Bryan Sykes, DNA USA, A Genetic Portrait of America, New York - London, 2012.
- Boed Marres, The first fruits of DNA-research - A new window on antiquity, Ancient History magazine
  5, July 2016.
- Francis Pryor, Home A Time Traveller's Tales from Btitish Prehistory. 2014.
- Jean Manco, Ancestral Journeys - The peopling of Europe from the first venturers to the Vikings, London 2013.
- Jean Manco, Ancestral Journeys - Blood of the Celts, London 2015.
- Nature Communication, A substantial prehistoric European ancestry amongst Ashkenazi maternal lineages,
  Marta D. Costa e.a., Published 8 October 2013.
- Guido Brandt e.a., The genetic make-up of the Linear Pottery culture, lecture Annual Meeting European
  Association of Achaeologists, session: The bioarchaeology of the neolithic Carpathian Basin, Pilzen Czechia,
- Malyarchuk, B. e.a.(2010), Phylogeography of the Y-chromosome haplof C in northern Eurasia. Annals of
 Human
- Chang, Hua'an, The Eastward Migration of Sauromatians, Taipei China 2011, revised edition in preparation.
  Genetics, 74: 539-546. doi: 10.1111/j.1469-1809.2010.
- Gaius Julius Caesar, Commentarii the Bello Gallico, Rome 51 vc.
- Cambridge DNA services - Discover your genetic heritage - mtDNA.
- Ian Haynes, Blood of the Provinces, The Roman Auxilia and the Making of Provincial Society from Augustus
  to the Severans
, 1014.
- Jared Diamond, Guns, Germs en steel, The Fate of Human Societies, NewYork/London, 2000.
- Edith Ennen, Walter Janssen, Die Grundlagen der Mitteleuropäicn Landwirtschaft im Neothikum in Deutsche
  Agrargeschichte, Vom Neolithikum bis zur Schwelle des Industriezeitalters
, 1979.
- Qiaomei Fu, Revised timescale of human mtDNA evolution, Current Biology, 21 March 2013. Zie also: g
   Dienekes Weblo 23 maart 2013.
- Jens Lüning, Anfänge und frühe Entwicklung der Landwirtschaft im Neolithikum (5500-22-v.Chr.) in Lüning
   / Jockenhhöve / Bender / Capelle, Deutc Agrargeschichte, Vor- und Frühgeschichte, 1996.
- Paul Mellars, The Upper Palaeolithic Revolution - Steven J. Mithen, The Mesolithic Age - Alasdair Whittle,
   The first Human Farmers in Barry Cunlife The Oxford Illustrated History of Prehistoric Europe.
- Fernando L. Méndez et al., An African American Paternal Lineage Adds an Extremely Ancient Root to the
  Human Y Chromosome Phylogenetic Tree
. The American Journal of Human Genetics, Vol.92, Iss. 3, 454-459, 28 February 2013.
- The Encyclopedia of Global Human Migration, Immanuel Ness, 2013.
- Plos Genetics. Meerdere artikelen, hier niet expliciet vermeld.
- J.C. Schalekamp, Bataven en Buitenlanders - 20 eeuwen immigratie in Nederland, 2009.
- Alois Seidle, Deutc Agrageschichte, Frankfurt am Main, 2006.
- ISOGG, Y-DNA Haplogroup Tree.
- Wikipedia en Eupedia voor litteratuurverwijzingen en afbeeldingen.


Auteur: Boed Marres

laatste bewerking: